Kroniek van een overkoepelend orgaan 1934-1994
Het was in 1933 toen ene Forimond Verstraete in een herberg gezellig keuvelend, mannen met vinkenkooi zag binnenstappen. Verstraete, beter bekend als Luitenant Verstraete, officier in de Eerste Wereldoorlog, cichoreifabrikant in vredestijd, kende het vinkenieren uit zijn jeugdjaren. Een warm onderonsje met de vinkeniers bewoog hem. Hij besloot vanaf die tijd zich overtuigend voor de vinkensport in te zetten. Met vrienden reisde hij het Vlaamse land door en bracht in de vinkensport niet enkel nieuw leven maar ook groei en bloei. In 1935 werd in samenwerking met drukker August Tanghe, een eigen blad, De Vinkenbode’, uitgegeven. Aanplakbrieven en welwillendheid van plaatselijke kranten hoefden niet langer. Toenadering en orde onder de vinkeniers waren algemene doelstelling.
Een eenheidsfront vormen was de leidraad. Vinken kregen vanaf die tijd eveneens een naam. Heden is dit nog steeds in zwang.
Het was uiteindelijk Gaston Veys die in zelfde blad opriep tot het stichten van een ‘Vlaamsche Vinkeniers Bond’. Een raadsman moest een wettelijk kader schetsen en een algemeen speel- en zangreglement werd in het vooruitzicht gesteld. Onfrisse praktijken en geknoei konden niet langer en hadden plaats te maken voor ordening en eerlijkheid.
Het aflijnen van gewesten en andere ideeën meer, bleven echter loze voorstellen. Drukker Tanghe geloofde niet langer in De Vinkenbode waarna Luitenant Verstraete in eigen beheer, opvolger ‘De Vinkenier’ in het leven riep. Meerdere nieuwe voorstellen bleven ook in 1936 opborrelen. Het werd uiteindelijk 29 maart 1936 wanneer een eerste vinkenierscongres – voorloper van huidige Algemene Vergadering – plaatsvond.
Luitenant Verstaete, met allures van leider, bleef beschouwd als voorman van de Vlaamse vinkeniers. Doch, weinig bewoog! Toch bleef hij nieuwe maatschappijen stichten terwijl hij als linke cichoreifabrikant gouden zaken wist te doen. Bang om zijn positie als algemeen leider te verliezen, was hij niet happig een overkoepelend orgaan te stichten en keek zowat de kat uit de boom. Stuntelige reglementen zagen het licht waarbij stap voor stap eensgezindheid ontstond die aan de basis ligt van huidig reglement. Het stichten van een bond bleef, in weerwil van velen, alsnog uit. Het congres te Rumbeke van 1937 was echter een aardige stap richting huidige structuur.
De vreugde om de goedkeuring van een eenvormig speelreglement werd echter kort nadien gesmoord door een breuk binnen de prille gelederen. Luitenant die te goeder trouw handelde, werd beladen met alle plagen van Egypte. Hij werd echter gerehabiliteerd en een nieuwe wind waaide door 1938.
Ondertussen stoomde Hitler omstreeks die tijd zijn leger klaar. Als reserveofficier vreesde Verstraete de dans niet te ontspringen. Angst voor zijn leven en kommer om het voortbestaan van zijn levenswerk inspireerden hem zijn leiderspositie eindelijk te delen met een overkoepelend orgaan. In extremis werd de Algemene Vlaamsche Vinkeniersbond gesticht. Uiteindelijk werd in de winter 1938-1939 op de congressen te Meulebeke en te Pittem concrete vorm gegeven aan de hoofdraad. In 1939 kwam een definitieve stichting van de hoofdraad. De feestzitting kreeg afgelijnde vorm terwijl een schare van boven de 2000 vinkeniers genoot van een waar volksfeest. Eregast Stijn Streuvels, gevierd Vlaams schrijver, zette met zijn aanwezigheid het gebeuren ongemene luister bij. Ook latere jaren mochten vinkeniers hem geregeld begroeten.
Het najaar van 1939 werd beheerst door de afgekondigde mobilisatie. Vinkensport kwam op een laag pitje te staan. Terwijl de hete adem van Duitse troepen in de nek te voelen was, hielden vinkeniers te Rumbeke net voor het uitbreken van de Grote Wereldbrand hun jaarlijks congres. De Algemene Vlaamsche Vinkeniersbond (AVVB) werd uiteindelijk met de dreigende oorlog onder stroomversnelling gesticht. De gevreesde hel barstte los. Zoveel kwam abrupt tot stilstand!
Precies een jaar later hernamen de activiteiten onder supervisie van de Kreiskommandatur te Roeselare. Er kwam stille heropleving van de A.V.V.B. De vinkeniersbond kreeg met de jaren steeds strakkere vorm. Telde men in 1942 174 maatschappijen, in 1942 kon men pronken met 222. A.V.V.B. bleef echter gebukt gaan onder de Duitse verordeningen. Na de oorlog volgden evenwel meteen succesvolle gebeurtenissen elkaar op. A.V.V.B. werd omgevormd van feitelijke vereniging tot VZW. ‘Midden-België’ rees uit de grond en gewesten werden gevormd. A.V.V.B. werd Algemene Vinkeniersbond. Statuten versterkten de organisatie. Zeven leden vormden de hoofdraad. Drie ervan stonden in voor het dagelijks bestuur. Eveneens nieuw waren de algemene bondsvergadering en de algemene raad van gewestleiders. De bondslidkaart werd in 1948 verplicht. Een eerste speelreglement werd verspreid.
Onder impuls van Roger Van Oost, boekhouder bij Verstraete, werd de stichtingsakte van de VZW. uiteindelijk in 1950 getekend. A.Vi.Bo. met huidige structuur was geboren. Speelwijze en zangreglement bleven evenwel de struikelblok. Toegestane uitzonderingen creëerden ‘Midden-België’.
Eind jaren 40 rees in de media andermaal verzet tegen vogelvangst. Ook vinkeniers deelden in de klappen. Vogelliefhebbers van alle slag waren genoodzaakt voortaan de handen in elkaar te slaan.
Strubbelingen zijn des mensen. A.Vi.Bo. overleefde echter stille stormen en breidde voortdurend uit. Eén bondslidkaart per vogel werd verplicht, met ongeziene stijging van het aantal als resultaat. Het speelreglement bleef op een paar verfijningen na tot 1969 ongewijzigd. Vanaf toen werd het voorglas verplicht. Feestelijk was de wijding van de A.Vi.Bo.-vlag zelfde jaar.
Geregeld bleef het echter in eigen rangen rommelen met als kwalijk hoogtepunt de afscheuring van het gewest Waregem. De onenigheid bekoelde en na vele polemieken werd op 11 augustus 1961 opnieuw vrede gesloten.
Ondertussen rezen onder impuls van de Waalse Christen democraat Philippart andermaal donderwolken boven vogelvangers en vinkeniers. Zijn wetsvoorstel van 1952 dat vangst met netten verbood, werd echter verworpen. Een positieve noot op 28 juli 1954 was het verlengen van het zettingsseizoen tot eind augustus.
In 1962 laaide in de media en ook in het parlement protest tegen vangst opnieuw op. Ondanks verweer konden zware beperkingen in 1964 niet vermeden worden. Kooien moesten voortaan een minimumafmeting van 20 x 20 x 20 cm hebben. Na de gigantische opmars te Roeselare zelfde jaar werd dit afgevoerd, doch vangers en vinkeniers kregen alsnog andermaal zware klappen. Een tweede, minder geslaagde, betoging te Roeselare bracht geen soelaas. De vogelhouderij zag de bui hangen. Onenigheid binnen de onderscheiden federaties bemoeilijkte verdediging. Dialoog verstomde. Toenmalig Minister van Landbouw Leo Tindemans zag het klimaat gunstig om op 20 juli 1972 kordaat de knoop door te hakken. Het Staatsblad van 1 augustus 1972 bracht uitsluitsel. Einde vogelvangst!
Zelfs verhoopte weekendvangst was uitgesloten. Niets weerhield de hoofdraad om naast het stimuleren van de kweek, inspanningen te doen om een beperkte, degressieve bevoorrading uit de brand te slepen. Dit lukte door toedoen van de nieuwe Minister van Landbouw, Albert Lavens. Administratieve verplichtingen waren echter zwaar doch vinkensport overleefde. Inmiddels verloor A.Vi.Bo. grip op Midden-België dat in 1972 de federatie de rug toekeerde.
Vogelvangst en herbevoorrading bleven de vogelhouderij in de jaren 70 een gesel. Met 1977 deed ook Europese wetgeving haar zegje. Toch kon de vinkenier binnen het Vlaams Gewest na 15 september 1980 even verademen bij een vereenvoudigde inventarisatie. Elke vogelhouder kreeg een specifiek stamnummer en een vogel kon slechts één eigenaar hebben. Duo-spelen kon bijgevolg niet langer. Bevoorrading was geen vanzelfsprekendheid doch volksvertegenwoordiger Marc Olivier sprong in de bres voor het vrijwaren van vogelhouderij en vinkensport. Toch werden zowel het aantal als de soorten te bevoorraden vogels stelselmatig beknot. Het drastisch snoeien in het vangquotum door de minister in 1977 en nog eens in 1982, resulteerde in 1990 tot uitsluitend nog vangen van vinken. Terwijl in 1974 bij de eerste bevoorrading nog 39.150 botvinken konden gevangen, eindigde dit voorrecht in 2002 met 3.700 stuks.
Intern verliep het bij A.Vi.Bo. na 1972 niet steeds gesmeerd. ‘Midden-België’ met zijn afwijkende streekzangen, ging zich alsmaar onafhankelijker opstellen. Een eigen examen ‘officiële zangkeurder’ bekoelde de relatie. Een breuk was niet langer te vermijden. Pogingen tot hereniging bleven zonder aanvaardbaar resultaat. Sinds 1998 is echter een intensieve samenwerking op gang gekomen. A.Vi.Bo’s speel- en zangreglement bleven, op enkele verfijningen na, evenwel onaangeroerd.
Vinkensport kreeg echter permanent mediakritiek en verdachtmaking te incasseren. 10 december 1977 volgde krachtige repliek met een eerste heuse persconferentie. In 1984, na Verstraete ’s initiatief 50 jaar eerder om alle vinkeniers te verenigen, mocht A.Vi.Bo. zich de titel van Koninklijke federatie aanmeten. Met fierheid werd navolgend jaar de nieuwe federatievlag officieel gewijd. De daaropvolgende verzoening van Vimibel en A.Vi.Bo. was echter van korte duur. In 1989 kreeg een reglementenboekje vorm en het jaar daarop werd een eerste jaarlijkse herdenkingsviering in het leven geroepen. Zelfde jaar deed het computergebruik bij A.Vi.Bo. zijn intrede. Tevens was het bij de hoofdraad een verlangen om de mening van de achterban te kennen. Een enquête zou de nodige informatie opleveren. Zo ook kregen gewesten bezoek en konden ze hun grieven kwijt. Dit resulteerde in bijpassen van reglementen. Een heus vinkensportmuseum te Harelbeke-Hulste gaf aan de koninklijke benoeming extra glans.
Bevoorrading sinds 1974 en tot 1983 vrij probleemloos toegestaan, kreeg in 1993 opnieuw een dreun. Toegestane quotum ringen moest in evenredigheid over mannetjes en popjes verdeeld worden. Protest vanuit de hoofdraad en van sympathiserende parlementairen deed minister De Batselier inbinden. Dit resulteerde in een compromis. Zachte dwang om kweek te stimuleren was ministers beweegreden. In 1997 zaten alle belanghebbenden met bevoegde minister rond de tafel. Kelchtermans, opvolger van De Batselier, hernieuwde het protocol tot 2002. Dit werd echter op aanstoken van opposanten door De Raad van State in 1999 vernietigd. De nieuwe minister Dua regelde de gecontesteerde bevoorrading via jaarlijks uitgevaardigd ministerieel besluit. Vogelbescherming bleef onvermoeid protesteren bij De Raad van State en haalde haar slag thuis. Dua, met weinig sympathie voor vangst en vinkenzetten, volgde met graagte het advies van dit orgaan. Een in extremis ingediend voorstel tot decreet dat een minimale bevoorrading zou toestaan tot 2014 bleef echter ijdele hoop.
Een moeizame weg door het overkoepelend orgaan, met vallen en opstaan gevolgd, zorgde ervoor dat vinkensport levendig bleef. Steeds weer bewijst De Raad van Bestuur zijn standvastigheid en doordachte visie en weet met niet aflatende strijd vinkensport als eeuwenoude ontspanningsvorm te vrijwaren. In maatpak stapte A.Vi.Bo. nieuwe tijden in. Stimuleren en promoten van kweek is voortaan de ultieme doelstelling.