Vinkensport in het Ancien Regime
Up den eersten dach van Meye zoo wassere int hof van den saeyvuldere ghezonghen om conynck vande voghelen al waer int hof ghemaect was een perck jeghens een haghe ende afghestelt met een coorde, datter niemant by de voghelen en mochte gaen, ende ij vynghen voor een persoone die wylde zynghen om conynck; de liedenkens van bede waeren ghekorfven ende men beghonste met dat zesse sloech totten zevenen; ende Anthones Cottyn was keysere; mette zelve voghelen hadde hij ij jaer conynck gheweist van te vooren. Daer naer ghynghen zy te kercke St. Pieters ende de voghelen hynghen byden oultaer.
Besluit: In Ieper was reeds in 1593 een eerste vinkeniersgilde. Immers, Keizer kon men pas worden na tweemaal op rij Koning spelen.
Binnen toenmalige vogelvangersgilden groeide ongetwijfeld vinkensport. Eigen aan mensheid werd immers gewedijverd om de beste zangers, onder de doorgehouden lokvogels. Vinkensport was geboren.
Vangst van uitsluitend consumptievogels ging over in het doorhouden van wedstrijdvogels. Zo ontstonden in de 17de eeuw meerdere vinkeniersgilden. Vangstbeperking op het platteland was echter de oorzaak dat vόόr 1800, vinkensport wellicht enkel in de steden floreerde.
In aanvangstijd van vinkenzetten bestond geen eenvormig speelreglement. Toch vielen in geen tijd enige gelijkenissen te bespeuren.
Of in die periode met blinde vinken werd gewedijverd, valt niet uit te maken. In de 19de eeuw was dit barbaars gebruik echter legio.
Heel wat literatuur bevestigde het aanmodderen van deze verfoeilijke praktijk tot begin 20ste eeuw.
Zo eigen aan het devote Vlaanderen zocht het tot diep in de 20ste eeuw heil bij patroonheiligen, met Filippus en Jacobus als voorkeur.
Deerlijkse heemkundige Leon Defraeye verkoos zelfs in 1963 nog Sint-Franciscus van Assisi als beschermheilige.
Vooral in het Zuidwestelijk deel van West-Vlaanderen waren in het Ancien Regime meerdere vinkeniersgilden bijzonder actief.